Tai Chi
In het oude China was het een krijgskunst gebaseerd op de Yin-Yang filosofie. Yin en Yang zijn twee polen die één geheel vormen zoals licht en duister, man en vrouw, spanning en ontspanning. Evenwicht bereiken gold als hoogste doel.
De oorsprong
Zo’n 7000 jaren geleden gebruikte men in China stokjes of botten om voorspellingen te doen. Daaruit groeide het gebruik van hexagrammen, een voorloper van het schrift. Je vindt ze o.a. in het Boek der Veranderingen, de I Tjing. Deze klassieke tekst wordt nog altijd als orakel- of wijsheidsboek gebruikt. In een aantal hexagrammen wordt verwezen naar ‘spontane bewegingen’. En dat is waar we ook in Tai Chi uiteindelijk naar op zoek gaan. In de lessen grijp ik geregeld terug naar die ‘spontane bewegingen’. Gaandeweg wordt duidelijk wat hiermee precies bedoeld wordt.
Versterkende oefeningen
Enkele eeuwen later, 500 jaar voor het begin van onze jaartelling, trok monnik Da Mo, Bodhidharma in het Indisch, vanuit Indië naar China om zijn leer te verspreiden. Hij wordt de grondlegger van het Chan-boeddhisme genoemd en leerde de Chinese monniken lichamelijk en mentaal versterkende oefeningen. Die werden later in het boek Y jin Ying, het boek over de verandering van pezen en botten, gebundeld. In de lessen doen we regelmatig deze versterkende oefeningen.
Een betere gezondheid
Chang San Feng hield ze in zijn achterhoofd toen hij er omstreeks de 13de eeuw dertien houdingen uit puurde. Hij wordt beschouwd als de stamvader van de Tai Chi. De grondlegger van de moderne Tai Chi is Yang Cheng Fu (1883-1936). Hij zorgde ervoor dat de klemtoon niet meer op krijgskunst maar op het verbeteren van de gezondheid kwam te liggen.
Meer energie Traditioneel wordt Tai Chi aan de hand van een vorm onderwezen. Er bestaan veel verschillende vormen, wij gebruiken de 37-vorm die Shen Jin ontwikkelde. Zij is de dochter van mijn leermeester dokter Shen Hongxun. Haar vorm bestaat uit 37 basishoudingen waarbij je leert hoe een beweging spontaan volgt uit een voorgaande.